Inzicht in verharding via vergunningen: een verhardingsmonitor als één van de mogelijke instrumenten
Tenzij ik me vergis, kunnen vergunnings-verlenende overheden niet of amper antwoorden op de vraag hoeveel m² elke vergunning bijdraagt aan de totale verharding… Wat we wel weten is dat de verharding in Vlaanderen de voorbije 10 jaar verder toenam, ook in provincie Antwerpen. Dat is begrijpelijk door de sterke economische positie, de hoge bevolkingsdichtheid en het uitgebreid wegennet in onze provincie. Toch is ook de toenemende verharding één van de grote uitdagingen voor de toekomstige ruimtelijke invulling in Vlaanderen Inzicht in de bijkomende verharding en actuele kennis over de impact ervan op de leefomgeving zijn dan ook cruciaal. Temeer omdat o.m. de EU vraagt om het bijkomend ruimtebeslag tegen 2050 tot nul te herleiden. Bovendien en als steeds (vergelijk met de Europese opdracht om de goede ecologische (water) toestand te bereiken én de emissie van broeikasgassen terug te dringen): we moeten dat niet willen/doen omdat ‘Europa’ het oplegt, maar uit wel begrepen eigen belang!
De enorme wateroverlast begin juli in een aantal Waalse en Vlaamse provincies toonde heel pijnlijk de hoge risico’s verbonden aan wateroverlast. Verharding van de bodem draagt sterk bij tot die problematiek, want reduceert de infiltratiemogelijkheid van hemelwater. Dit leidt tot meer overstromingen in natte periodes en lagere grondwaterpeilen in droge periodes. Bovendien heeft verharding een negatieve impact op de biodiversiteit, ontregelt het ecosystemen en leidt het tot versnippering van natuur en bossen. Verder veroorzaakt verharding in een stedelijke omgeving het zogenaamde ‘hitte-eilandeffect’, door de absorptie en het vasthouden van hitte door bijvoorbeeld beton, asfalt of steen. Daardoor ontstaat er zowel overdag als ‘s nachts hittestress, met schadelijke gezondheidseffecten tot gevolg. Kortom, verharding heeft een negatieve invloed op mens en natuur.
In mijn openingsrede 2020 “Onze (Antwerpse) bodem: dé hefboom voor een circulaire economie” merkte ik op dat het belangrijk is om de verharding zo goed als mogelijk, liefst real time te monitoren. Meten is weten. Het vergroot het inzicht en de bewustwording en laat hopelijk ook toe om bij te sturen. Meer dan ooit is er nood aan een systematische en betrouwbare monitoring van de bijkomende verharding. Zo kunnen vergunningsverleners gesensibiliseerd worden om bijkomend ruimtebeslag te vermijden. Zeker in combinatie met gebiedsgerichte projecten, bijv. in het raam van de Blue Deal én de gerichte, systematische inzet op ontharding zal een beperking van bijkomende ruimtebeslag (die moet uitmonden in een stop, om te voldoen aan de Europese beleidsagenda)de infiltratiemogelijkheden verder doen toenemen.
Want een verhardingsmonitor is uiteraard geen panacee om alle problemen mee op te lossen. Hij moet passen in een globale paradigmashift gericht op veel meer open ruimte : ruimte voor water, herstel van de sponsfunctie van de bodem en van valleien en meanders, ontharding, beperking (bijkomende) verharding, hemelwaterplannen (opvang regenwater op daken, in tuinen, en in regenputten) ... Maar als zonder up-to-date monitoring en dus blind blijvend voor nieuwe netto-verharding wordt vergund, gaat de winst aan de ene kan elders weer verloren ... Het kan ook een instrument zijn om in alternatieve scenario's te denken: vergelijkbare ruimte om aan noden (wonen, onderwijs, ondernemen ...) te voldoen, maar met minder ruimtebeslag.
Op mijn vraag maakte stagiair Bob Mertens, student Bestuurswetenschappen / bedrijfseconomie aan de Universiteit Gent een studie over de monitoring van verharding op basis van omgevingsvergunningen. Er is uiteraard nog werk aan maar door de informatie uit alle aanvragen te verzamelen, kunnen vergunnings-verlenende overheden de verhardingsproblematiek nauwkeuriger in kaart brengen. Aan de hand van een dergelijke monitoring wordt het mogelijk voor vergunningsverleners om beter zicht te krijgen op de impact van een individuele vergunning op de totale verharding. Zo’n monitor zou ook toelaten om na te gaan in welke gemeenten de verharding sterker toeneemt dan in andere gemeenten. M.i. is dat een belangrijke stap om een helder zicht te krijgen op de vergunde verharding, en om bij te dragen tot een alvast beter onderbouwde en efficiënte aanpak van de verhardingsproblematiek. Het werk van Bob Mertens is belangwekkend en nuttig. Maar uiteraard volstaat het niet. Zo zullen er ook systemische (niet eenvoudige) ingrepen nodig zijn, bijv. in het Omgevingsloket om die netto-verharding (verharding minus ontharding) te visualiseren. Er zal ook nog veel overtuigingswerk nodig zijn…